Gemist door duizenden ogen


De herfst van 1994, de winter, nee - toch 1995. De eerste week van januari, preciezer kan ze het niet zeggen. Want opgeschreven heeft ze het nooit, wat achteraf gezien wel gek is. Maar de eerste week, dat is zeker. Want in die erná had Doriann Kransberg (47), chef fotodienst van het Amsterdamse Gemeentearchief, die afspraak over het digitaal scannen van oude negatieven.
En dáár was het mee begonnen.
Haar stokpaardje: Die heel oude uit het eind van de vorige eeuw, je ziet het beeld bijna onder je handen verdwijnen, ondanks de optimale condities hier. "En weg is weg, je krijgt het nooit meer terug. Daar ben ik doodsbang voor."

Ze had even een voorbeeld nodig, om te laten zien: kijk, dit gebeurt er als je niks doet. Had een willekeurig doosje opengemaakt. Had er een negatief uitgehaald. En dacht: verrek, een Breitner.


Hoe zie je dat?
"Dat zie je niet, dat voel je."

Negatiefnummer N11596. Gemaakt op de Prinsengracht nabij de Bloemstraat. De vrouw die onscherp het beeld uitwandelt is vast en zeker een dienstbode. Het oogt wat terloops, maar ik ben ervan overtuigd dat het door Breitner echt heel bewust zo gemaakt is. Hij moet op zijn matglas gekeken hebben. Kijk maar, die jurk eindigt precies in het hoekje.

Fotografen voelen een foto, zegt Kransberg. Niet-fotografen niet, die kijken naar wát erop staat. Vergelijk het maar, zegt ze, en pakt twee kopietjes van foto's die uit dezelfde tijd stammen, de ene van Jacob Olie met wat onduidelijk volk op een binnenvaartschip in de Brouwersgracht, de andere een stemmig gezicht op de St. Nicolaaskerk van Bernard Eilers. Olie speelt de baas in zijn foto's. Die zet iedereen neer waar hij 'm wil hebben. Eilers bedenkt alles van te voren, die componeert en wacht tot hij het voor elkaar heeft. Breitner is anders. Hij is een voyeur, kan zichzelf onzichtbaar maken.

Dat herkende Kransberg, misschien ook omdat ze er oog voor heeft gekregen in haar beginjaren, als fotograaf, toen ze uit geldgebrek foto's afdrukte voor Cas Oorthuys, Eva Besnyö, Koen Wessing, Sem Presser: Er is geen betere manier om te leren zien hoe andere fotografen kijken.

Na haar ontdekking ging Kransberg naar Anneke van Veen, conservator fotografie van het archief. Juichend, want we hebben altijd tegen elkaar gezegd: wat jammer toch dat wij geen Breitners hebben. Van Veen reageerde voorzichtig. Ze besloten ter verificatie een afdrukje naar foto-historica Tineke de Ruiter te sturen.

In juni 1995 kwam Kransberg Tineke de Ruiter tegen in de koffiekamer van het archief, samen met Rieta Bergsma, de kunsthistorica die de Breitner-expositie in het Stedelijk Museum samenstelde. In een impuls zei ik: willen jullie nú met me meekomen want ik denk dat we Breitners hebben. Ja, zei Bergsma, het handschrift op deze doosjes lijkt toch echt op dat van Breitner. Hé, zei De Ruiter, van dat negatief ken ik een afdruk. Toen wist ik het zeker. Ik had gelijk.

Tweehonderdendrieenzestig negatieven bleken er te zijn, stadsgezichten meest, omstreeks de eeuwisseling gemaakt door de schilder/fotograaf. Van 21 ervan waren afdrukken bekend.

Tien jaar was Kransberg er dagelijks langs gelopen, langs de tweede plank van onderen in de negatievenkamer, langs de veertien oude doosjes, samen nog geen halve meter breed. Duizenden en nog eens duizenden doosjes liggen daar. Vijftigduizend, vijfenzeventigduizend? Niemand die enig idee heeft, ook Kransberg niet. Er liggen nieuwe doosjes en oude; zwarte, bruine en rode; met opschriften in krul- en blokletters, met oude reclameteksten en zonder. Stelling na stelling, plank na plank. Al met al: 400.000 negatieven van glas, nitraat en celluloid op 50 vierkante meter. Lang niet altijd weet je wie ze heeft gemaakt en wat er precies op staat. Van al de negatieven is eind jaren veertig, begin jaren vijftig wel een afdruk gemaakt bestemd voor de topografische atlas. Daar is door duizenden ogen naar gekeken.

Van talloze foto's zijn door archiefbezoekers afdrukken besteld, om ze thuis aan de muur te hangen omdat hun geboortehuis erop staat bijvoorbeeld. Dat is na te gaan omdat er ook Breitners in nieuwe zakjes bleken te zitten. Eigenlijk hadden ze al jaren geleden allemaal omgepakt moeten worden maar zoiets kost tijd en geld, dus dat komt er niet van. Het is een tussenoplossing: een afgedrukt negatief komt in een modern zakje. Je doet niet niks en je doet niet alles, maar je doet in ieder geval wat.

Waar de doosjes vandaan zijn gekomen en wie ze heeft afgeleverd en wanneer is nog steeds een mysterie. Het moet voor 1950 geweest zijn, zoveel is zeker, vanwege de toen veranderde manier van administreren. Waarom Breitners naam er niet op staat is eveneens een raadsel. Wist de gever het wellicht zelf niet?

De negatieven zijn bij binnenkomst genummerd: 11.414 tot en met 11.617. Ergens in het midden ontbreken enkele nummers. Een telfoutje? Is er iets zoekgeraakt? Zat er nog iets anders in de partij dat er later uitgehaald is en opnieuw werd genummerd? Er is nog een mogelijkheid: Later ontdekte Anneke van Veen dat een gebroken glasplaat met een paard en wagen in de Leidsestraat erop ook een Breitner was. Het nummer van het negatief hoort althans thuis in de serie. Er kan natuurlijk vaker een plaat gebroken zijn.

Achteraf heeft Kransberg haar beeld van Breitner, dat wil zeggen het beeld dat ze herkende in die eerste week van 1995, wel moeten bijstellen. Hij deed ook heel andere dingen. De kleine negatieven op 9x12 centimeter zijn veel beweeglijker dan die op 13x18. Die zijn gemaakt met een knots van een kast, daar had je een statief bij nodig. En dan wordt het opeens veel te recht en te nadrukkelijk mooi.

De originele negatieven worden nu door Kransberg afgedrukt voor een boek. Ik heb nog nooit zoveel verschillende soorten bederf bij elkaar gezien. Ze zijn slecht gespoeld en gefixeerd, er zitten krassen op, ze zijn verzilverd aan de randen, er zijn bruine verkleuringen die reageren met PE-papier zodat je op de gekste plaatsen ineens onbelichte plekken krijgt.

En er zijn vingerafdrukken. Eerst dachten we dat die er hier opgekomen waren. Tot bleek dat ze op heel speciale plekken zaten. Breitner gebruikte Neu-Coccin, een middeltje waarmee je plaatselijk de dekking van een negatief kunt verhogen. Dat moet je met een penseel opbrengen, hij deed dat gewoon met de vingers.

Zes negatieven zijn vlekkeloos. Doriann Kransberg wordt er nerveus van. Zijn dat wel echte Breitners? Zijn die niet door een ander gemaakt en toevallig, want zo gaat dat, tussen zijn foto's verzeild geraakt? [NRC Handelsblad, 10jan1997]