Soms
is de toekomst iets om reikhalzend naar uit te kijken. Leuk, denk je dan.
Spannend.
Terwijl
er nog helemaal niks te zien is. Terwijl je nog helemaal niks weet. Nou ja,
bijna niks. Alleen dit weet je: een museum. Een museum op de grens van land en
water, hier in de haven van Lauwersoog.
Een
museum van eb en vloed.
Er
staat nog geen bord dat zegt dat het gebeuren gaat. Er is nog geen papier dat
ervan rept. Maar praat is er al wel. Soms, zachtjes, hier en daar. En van het
een komt het ander. Zo gaat dat nu eenmaal.
Het
is een idee (nee, een voornemen, nee, een plan) van Thom Mercuur. Die Mercuur
die eerder museum Belvédère in Oranjewoud bedacht (nee, opzette, nee,
uitvoerde). Dat zeggen ze, de zachte stemmen.
Maar
die Mercuur wil er liever niks over zeggen, zegt hij. Pas als het zover is,
zegt hij. Dan zegt-ie er iets over. Vandaag of morgen. Eerder niet. Want eerst
moet het idee af en moeten de plannen rond. En de centen natuurlijk. Ja, altijd
de centen. Zo is dat nu eenmaal als je ze niet hebt.
Vandaag
of morgen. (Maar misschien is het dus wel gisteren. Dit schrijven is nu eenmaal
iets anders dan dit lezen.)
Wil
hij dan helemaal niks zeggen? Jawel, dit wil hij wel zeggen: eb en vloed.
Zoiets moet het worden. Omdat-ie het bedacht bij de tentoonstelling die zo
heette, twee jaar geleden, waarmee hij dat museum in Oranjewoud achter zich
liet. (Een bouwer is geen onderhouder, zoiets snap je wel. En wie stilzit valt
om, zo is het.)
Weet
je dan helemaal niets? Jawel, toch iets. Want kijk maar, daar komt het
tevoorschijn uit de diepe krochten van het internet: een handvol tekeningen en
schetsjes, gemaakt door een architect.
Het
zijn fijne schetsen. Het museum is rond, op palen staat het boven water. Twee
verdiepingen maar toch niet hoog. Op het dak groeien zoutminnende planten, zegt
de tekening. Permanente collectie, tijdelijke tentoonstelling, boeken. Dat
staat er. Meer niet.
Het
is een beginnetje. Een aanzetje. Het kan allemaal nog anders, dat snap je wel.
Maar toch.
Maar
toch. Want of-ie het nou wil of niet, de somberman van binnen krijgt zomaar
ineens een glimlach om de lippen. Omdat-ie, nieuwsgierig als hij werd, nu toch
even is gaan kijken. Hier, in Lauwersoog.
Naar
de haven voor de vissers en de plezierjachters ging-ie en daar met een grote
bocht omheen, langs de loods van Louw Spijkerman en langs Visser Vis, langs de
opslagtanks voor de diesel, langs nog het een en ander, en zelfs nog iets
verder, helemaal naar het eind, waar de weg die dan al bijna niet meer zo wil
heten, eindigt in een parkeerplaats. Daar dus. Hier.
Twee
strekdammen zijn er. Als moeders armen strekken ze zich uit, een beetje naar de
zee en een beetje naar de aanlegsteiger voor de boot naar Schiermonnikoog. En
hier, aan moeders borst, zeg maar, hier zou het kunnen, zegt het schetsje uit
de krochten van het internet.
Maar
er is nog niks. Nog niks ligt vast, of het zouden de betonnen plaatjes moeten
zijn aan de voet van de strekdam. Een glibberige loze loopplank vormen ze
waarover je bij eb het slik op kunt en bij vloed weer gauw terug.
En
verder?
Een
meneer met een fotocamera die op jacht is naar aalscholver.
Een
mevrouw met een verrekijker op zoek naar… eh… jonge meeuw, denkt ze.
Het
klotsende kabbelen van golfslag tegen het basalt.
Het
zoef-zoef-zoef van een windmolen, het genoeglijke klapperen van vlaggen en
wimpeltjes. De brom van stationaire diesels, het geklop van hamers.
En
de meeuwen, altijd weer de meeuwen met hun cabaret van vrouwensnerp,
kinderkrijs en mannenmompel.
Op
de kade en de vissersboten bewegen gele oliepakken en oranje oliepakken en
groene oliepakken. Ze buigen zich eens over een tros, gooien iets van links
naar rechts of andersom, gaan een trapje op of een trapje af. Kortom, ze doen
al die dingen waarvan de zin je ontgaat maar waarvan je best wilt aannemen dat
het werk heet.
Ja,
denk je dan. Ja, daar kan dan prima een museum bij. Komt eigenlijk op hetzelfde
neer, werk en kunst. Je staat erbij, je kijkt ernaar en snappen doe je het
niet. Terwijl het er toch heel vanzelfsprekend uitziet.
En
je weet het wel. Nu moeten Jan en Alleman er ook zo nodig wat van vinden. En de
vroede vaderen natuurlijk, die van Friesland en Groningen en die van Hier In De
Buurt, die trouwens al jaren roepen dat er toch wel eens iets gebeuren moet.
Krimp en plaatselijke economie heet het dan, omgevingsplan en
uitvoeringsprogramma, analysedocument en integrale benadering, instrument en
procedure, ontwikkelopgave en toeristisch-recreatieve ontwikkeling.
Papierenrapportenverslagennotulen.
Je kunt ze zo vinden, eindeloos dobberen ze al op de zee van het
internet.
Misschien
wordt het wat. Misschien wordt het niks. Je weet het niet. En of dat wat geeft,
weet je ook niet. Maar toch: alleen het idee al. Een museum. Van eb en vloed.
Hier.
Prachtig.
Met
de beste wensen voor de toekomst.
-----
Toekomst met eb en
vloed verscheen op papier in het
tijdschrift Noorderbreedte [5/2011].
Het was de vijfde aflevering
in de rubriek Marsman Ziet Toekomst.
De fotografie werd
verzorgd door Marieke Kijk in de Vegte.
Alle afleveringen van Marsman Ziet Toekomst staan HIER
Alle afleveringen van Marsman Ziet Toekomst staan HIER