Omstreken


Het archief van Harry Cock ligt opgeslagen in zwartgrijze, ouderwetse, kantoorordners. Per ordner de negatiefstroken, gestoken in dunne en lang niet altijd doorzichtige papieren hoesjes. Kleinbeeldnegatieven uit de allervroegste jaren, iets grotere en meestal vierkante varianten uit de jaren erna. Iets groter - maar nog altijd kleiner dan een kinderhand.

Op de rug van iedere ordner een jaartal, sommige jaartallen twee, drie keer. Onder de jaartallen nu en dan een aanduiding. Een plaatsnaam, een onderwerp, soms enkele woorden. Woorden als Reddende Alledaagsheid, het juk waarmee hij zichzelf jarenlang dwong dag in dag uit minstens één foto te maken die er toe deed. Het maakte niet uit waarvan. Gewoon de deur uit, de straat op, aan het werk. 
Ambachtelijk zoiets, al lijkt dat woord steeds minder te horen bij fotografie nu de camera een computer is en het vergrotingsapparaat vervangen door een printer. Obsessief zou je het ook kunnen noemen: blijven kijken, blijven kijken, blijven kijken naar wat iedereen natuurlijk ook wel kon zien maar hij nu eenmaal anders. (Trouwens, heeft niet ieder ambacht zijn obsessieve kanten zoals iedere obsessie iets ambachtelijks heeft?)

Wat betreft de negatieven: zwart-wit in de vroege jaren, kleur in de jaren erna. Althans in grote lijnen, want ook in de vroege jaren was er wel eens kleur zoals er ook vandaag de dag nog wel eens zwart-wit is.
Verder wat betreft de negatieven: soms achter iedere papieren hoes een vel met daarop een verzamelafdruk van de voorgaande negatieven. Zeker bij de kleinste is een oogopslag nooit voldoende en is een loep nodig om te kunnen destilleren wat zich erop afspeelt. Maar wat je ook ziet, zo overzichtelijk als op een afdruk -in een krant, in een boek, in een lijst- is het nimmer.

Ook zijn er ordners met enkel negatieven en ordners met enkel van die verzamelafdrukken of, in fotografentermen, contactafdrukken. Zwart-wit of kleur, ze zijn hetzelfde - uniform en nog zonder het inmiddels ook al ouderwetse doordrukken van de lichtste tinten en het tegenhouden van al te veel duisternis, kortom; zonder de ambachtelijke -nee, obsessieve- accenten die wat wordt getoond weer afstemmen op wat oorspronkelijk werd gezien. Zonder de vingerafdruk van de fotograaf dus.

Van de eerste tot de laatste ordner al met al een jaar of twintig.
Dan resten er nog een jaar of vijf, zes. 
Die zitten in de computer of ‘op schijf ’. Want de fotograaf ging mee met zijn tijd, een tijd die zo zijn voordelen met zich mee bracht. Sneller en gemakkelijker, zeg maar. Wat overigens niet wil zeggen dat sneller altijd gemakkelijker is, laat staan dat sneller en gemakkelijker altijd voordelen met zich mee brengen.

Dit alles verder afgezien van de kartonnen dozen en de halfbakken mappen uit al die bij elkaar opgetelde jaren. Met de jonge probeersels bijvoorbeeld; kijken wat je met een zaklantaarntje nog zichtbaar kunt maken op polaroid, de kant en klaar fotografie uit het pre-digitale tijdperk. Met het nog wat stroeve leerlingenwerk aan de School voor Fotografie in Den Haag - waar Ed van Wijk een van zijn docenten was, de te gemakkelijk vergeten fotograaf van de naoorlogse wederopbouwjaren die hem ongetwijfeld moet hebben onderricht in de ware aard van reddende alledaagsheid. Met nog weer andere omtrekkende bewegingen - eventjes in de weer bij het Gemeentemuseum Den Haag, tijdelijk ‘invallende contractant’ bij de Drentse en Asser Courant.
Toen was het 1980 en begon hij, zoals dat dan heet, ‘voor zichzelf ’.

Die lijnen kun je trekken.
Ordners uit jaren die nu nog even dichtbij zijn hebben soms een kleurtje. Ook dat is weer een lijntje. Ook daarin zie je verandering.
De ordners en de dozen staan op planken aan de muur en planken in de kast. Je zou ze ook in een kring kunnen zetten. Omtrek, wie weet, een meter of vijfentwintig. Daarbinnen bevindt zich dan de ruimte en daarin zit een fotografenbestaan.

Meer dan één mensenleven zit erin, in stukjes en beetjes, het ene iets groter, het andere iets kleiner.
Assen, Amersfoort, Amsterdam, Antwerpen, Amerika en dat is nog maar het begin van het alfabet.
De reddende foto’s. De foto’s die gemaakt werden in opdracht en waarvoor lang niet altijd de eigen oogopslag werd ingeruild voor die van een opdrachtgever. De foto’s voor de Volks-krant en voor Noorderbreedte, de foto’s voor deze en voor gene.
Kleine en grote gebeurtenissen, het verloop van de tijd.

De laatste gast onder de vlaggetjes van een tuinfeest, een gatgraver, een windzoeker, een
reddingsboei aan het balkon. De liefdevolle maar soms wat moeizame verhouding tussen de mens en de dingen. 
Archief, heet die ruimte.
Er zijn verbanden, overeenkomsten en verschillen tussen de ene ordner en de andere, tussen de mappen en de dozen en foto’s die erin zitten. Maar hoe je het wendt of keert, iedere keuze blijft een omtrekkende beweging, iedere zekerheid een suggestie.
Allemaal omstreken.

Dan, wat betreft omtrekkende bewegingen, ook dit: dat fotografie zijn precieze kanten heeft maar dat ondertussen zelden met zekerheid is vast te stellen waar een foto precies gemaakt is. Zoals ook het wanneer zich lang niet altijd zo nauwgezet laat bepalen. Er is in de fotografie veel ongeveer.
In zijn algemeenheid: zou de Eiffeltoren erop staan dan mag je aannemen in Parijs te zijn, zoals de Martinitoren Groningen is. Maar een voordeur, een stenen paaltje? Rue du Général Lambert, Popkenstraat. En dat moet je maar net weten, zoals je ook maar net moet weten dat ze uitzicht bieden op die Eiffeltoren en Martinitoren.

Het aanzien van bouwsels, mensen, kleding en al die andere roerende en onroerende 
goederen die een foto met enige opzet maar minstens zo vaak uit puur toeval bij elkaar kan brengen - het verschaft naast zekerheid vooral de waan ervan. Om over de ware aard van afgebeelde gebeurtenissen nog maar te zwijgen. Je merkt het alleen niet altijd, ook niet in de krant waar foto’s nu eenmaal hangen aan een kop en leunen op een onderschrift.

Maar zo is het: foto’s laten ruimte voor twijfel en daarmee ook voor iets anders - de mogelijkheid om nog eens met andere ogen te kijken naar wat je in een oogopslag meende te zien.
In die ruimte is fotografie op z’n best, ook die van Harry Cock. En wat die ruimte betreft: hij mag in de loop van vijfentwintig jaar dan veel gewerkt hebben voor ‘de krant’, nieuws waait snel weg en dat is voor foto’s soms wel zo prettig.

Dan, wat die ruimte betreft, ook nog dit. Afgaande op de index zijn de foto’s in dit boek gemaakt in het ‘Noorden’. Net als archief en net als foto, is ook dat woord een omtrekkende beweging waarvan het werkelijkheidsgehalte berust op veel suggestie.

Omstreken, dat is telkens weer met andere ogen kunnen kijken.

-----

Omstreken werd geschreven als inleiding voor het gelijknamige boek [Aurora Borealis, 2006].
Het boek bevat tevens een bijdrage van de hand van Marcel Möring.
De beeldredactie van Omstreken, een overzicht van 25 jaar fotografie, werd verzorgd door schrijver dezes, de vormgeving door Hans Miedema.
Foto: Harry Cock, Borger (1992)